maandag 16 april 2012

Spindotters in de Rhoonse Grienden


Klik op foto voor vergroting

De Rhoonse Grienden liggen er weer geel gekleurd bij. Langs de kreekjes, slootjes en tussen de duizenden knotwilgen in dit getijdegebied groeien volop Spindotterbloemen (Caltha palustris subsp. araneosa). Spindotters hebben zich aangepast aan de getijdewerking. De gewone dotterbloem vermeerdert zich door zaad. De zaden van de spindotter worden echter grotendeels weggespoeld door de eb- en vloedwerking van het water. Zij heeft zich aangepast doordat deze forsere plant geknikte stengels heeft waarbij in de oude bladoksels nieuwe blaadjes en wortels ontstaan.Wanneer de oude stengels verteren, blijven de jonge plantjes behouden en worden deze meegevoerd door het water. Zo kan ze zich op nieuwe plekken vestigen.



De Rhoonse Grienden is een complex van wilgenakkers in de buurt van Rotterdam en Barendrecht. De gegraven slootjes en greppels in het gebied lopen door de getijdewerking van de rivier dagelijks onder water. Dijkjes om de akkers heen zorgen ervoor dat het water met vloed de akkers kan bereiken, maar met eb een dun laagje voedselrijk slip achterlaat in het gebied, waardoor de wilgen snel kunnen groeien.
De wilgen in de Rhoonse Grienden worden elke 3 jaar gehakt. Het hout wat vrijkomt wordt onder andere gebruikt voor zinkstukken (matten waarover meestal basalt wordt gestort ter verdediging van oevers) en als voedsel voor olifanten.

dinsdag 10 april 2012

De Vos - Vulpes vulpes

Het LOP werkt dagelijks op landgoederen en in natuurgebieden. In dit soort gebieden komt de vos geregeld voor. Meestal zijn er alleen aanwijzingen zichtbaar dat er een vos aanwezig is; er zijn dan uitwerpselen of prooiresten te vinden. Soms laat de vos zich echter ook zelf zien.
De vos (Vulpes vulpes) is één van de grootste roofdieren van West Europa en behoort tot de hondachtigen. Op IJsland na komt de vos in heel Europa voor. Ook is de vos in Azië, Noord Amerika en in Noord Afrika te vinden. In Australië is hij ingevoerd. Het leefgebied van een vos (territorium) kan zo’n 12 km2 groot zijn. Hierbinnen zoekt hij zijn voedsel (kleine zoogdieren, vogels, insecten en bessen) en brengt hij zijn jongen groot. Het territorium wordt met geursporen op duidelijk zichtbare en ruikbare plaatsen gemarkeerd. Dit gebeurt door urine en uitwerpselen maar ook de voetzolen laten op de grond een geurspoor achter.

 
Vossen zijn voornamelijk in de schemering en ’s nachts actief. Buiten de paartijd leeft de vos meestal alleen (solitair), maar binnen de paartijd en ten tijde van de jongen leven vossen meestal in een groepsverband van zo’n 6 dieren. Hierbij is er 1 dominant mannetje (rekel) en een dominant vrouwtje (moer). De rest zijn vrouwtjesvossen die niet dominant zijn. In het voorjaar worden 4 tot 6 jongen geboren.

Vossen graven zelf een hol (burcht) of vergraven een oud konijnenhol of dassenburcht. Deze bevindt zich vaak tussen wortels of onder een omgevallen boom en heeft zo’n 2 tot 4 ingangen.