Bye bye Gambia
Maandag 9 mei was de laatste vakantiedag. Al vroeg uit de
veren voor een heerlijk ontbijt en vervolgens naar het Abuko
Nature reserve gegaan. Mijn laatste blik op de prachtige natuur van Gambia.
Na afscheid van Mustapha, de vogelgids, met Lamin de laatste duik in zee
genomen. En wat voelde ik me rot na afloop, toen ik een man zielloos en met
lege handen op het strand achterliet. Hij had geen geld meer om eten te kunnen
kopen. (Zie inleiding.) Onderweg naar het hotel zaten twee vrouwen langs de
kant die pinda’s verkochten. Ook hun had ik al die dagen afgewimpeld. Ik had
immers geen trek in pinda’s. Door schuldgevoel kocht ik nu toch een paar zakjes
en omdat ze beiden pinda’s verkochten en geen wisselgeld hadden om met elkaar
te kunnen delen, ging mijn laatste 200 Dalasi op aan hun. Lamin, die erbij
stond te kijken, begon in een vreemde taal een scheldkanonnade aan hun. Hij
vertelde dat beide vrouwen al dagen over mij hadden lopen klagen, omdat ik
zogenaamd niets over zou hebben voor de Gambianen. Hij had hun haarfijn de
waarheid verteld en dat ze het eigenlijk niet waard waren om geld te krijgen.
Het voelde vreemd om Gambia te verlaten. Ik had in een korte
tijd zoveel indrukken opgedaan en het proefde naar meer. Wat zal ik het missen,
de korte praatjes met de beveiliging van het hotel, Beachbar Domino’s, het
personeel en de reggae nights, de locals, de heerlijke zee, de vogeltripjes met
Mustapha en natuurlijk mijn local-broertje Lamin. Aan
hem had ik onder andere mijn klamboe gegeven. Voor Gambianen zijn dit soort
dingen onbetaalbaar, maar in het regenseizoen o zo handig.’s Avonds laat vertrok het
vliegtuig weer naar Nederland. Zal ik ooit nog terugkeren naar Gambia???
De toekomst
Het einde van de toeristenseizoen was in Kotu al aangebroken
en veel andere hotels zullen volgen. Dan is het echt moeilijk voor de locals om
rond te komen. In juni staat de regentijd voor de deur. Velen zullen soms meer
dan 100 tot 200 km het land in trekken om op hun rijstvelden en couscousvelden
te gaan werken. Met de komst van de regen steekt ook malaria weer de kop op.
Mijn laatste dag was voor velen ook hun laatste dag in de omgeving en ze waren erg
bedroefd. Zij hopen weer terug te keren in het nieuwe toeristenseizoen, rond
oktober.
Gambia is erg afhankelijk van de import en er wordt weinig
geëxporteerd. Dat maakt het land erg arm. Op de één of andere manier lijkt men
meer bezig te zijn met de dag van morgen – het overleven – dan met de verdere
toekomst. Hoe zonde is het om te horen dat de mango’s van de ontelbare
mangobomen grotendeels liggen te rotten onder de bomen, omdat men zelf genoeg
heeft. Daar lijkt men geld te laten liggen. Hier en daar loopt wel een
kippetje, maar omdat de toerist graag kip eet, wordt veel vlees ingevoerd. Ook
de eieren die in de schappen liggen komen uit het buitenland. Gambia is erg
afhankelijk van het toerisme. Het zou dan ook goed zijn als het toerismeseizoen
langer zou duren dan alleen van oktober tot mei. Verder is Gambia uitermate
geschikt om te golfsurfen of kitesurfen. Dat gaat prima samen met reggae-party’s
en de surfers schuwen slechter weer wat minder. Helaas hebben de strandtenten
zelf geen geld voor dit soort investeringen en zie je dus geen surfers.
Van veel toeristen hoor ik dat ze al vaker in Gambia zijn
geweest. Sommigen hebben zelfs een familie geadopteerd. Anderen helpen mee met
vrijwilligersorganisaties of doneren goederen aan scholen. De Europese Unie en
Westerse bedrijven doen ook meer en meer voor het land. Zo zijn een aantal
hoofdwegen in het land met Europees geld opnieuw geasfalteerd, helpen
Nederlandse bedrijven met zandsuppletie om de kust te versterken en helpen
diverse organisaties mee om scholen te bouwen en het onderwijs te verbeteren. Tijdens
de transfer naar het vliegveld bedankte Gambia Nederland dan ook hartelijk voor
onze steun.